Jan de Haan is een eigenzinnig etser en schilder. Typerend voor hem is de uitspraak: ‘Dromen, denken, maar vooral kijken is mijn vak. Elke dag leef ik in een wereld die ik nog moet maken.’
De grondbeginselen van de etstechniek leerde hij op de Gerrit Rietveld Academie van Ap Sok en Lex Metz. Schilderles kreeg hij van Herman Gordijn. Maar zijn ‘grote leermeester’ is Hercules Seghers.
De Haan balanceert tijdens zijn werkproces steeds tussen abstractie en realiteit. In dialoog met zijn materiaal stuurt hij, maar laat zich ook leiden. Hij weeft het ene imaginaire takje voor het andere tot er een ‘echt’ landschap ontstaat. Hier en daar wordt in de ‘landschappen van de geest’ – die je als kijker moet leren lezen, liefst met een loep – de aanwezigheid van de mens gesuggereerd. Lange tijd fungeerde de ‘Hades’ als thema, en woedde er op de prenten een stevige brand. Recente werken zijn verstild. Maar iedere prent is complex, en ontstaat na verschillende etsfasen. Niet ongebruikelijk zijn tien à twintig tussenstaten. De laatste staat is puur kantwerk. Meestal beleeft de plaat drie drukken; twee op linnen, een op papier.